Het getuigenis van Tibhirine

Twintig jaar na de moord op de zeven trappisten

(in : de Kovel. Monastiek tijdschrift voor Vlaanderen en Nederland, nr. 43 (2006) p. 85-95).

 

De vieringen ter gelegenheid van de twintigste verjaardag van het Pasen van de broeders van Tibhirine werden gekenmerkt door sereniteit en eenvoud. De dag van vrijdag 15 april was gereserveerd voor de familieleden van de mon­niken. Voor de meesten van hen was het de eerste keer dat ze naar Tibhirine kwamen, na de dood van de monniken tenminste. Nogal wat van die familie­leden behoren tot een jongere generatie: kinderen van broers en zussen van de monniken, of kinderen van hun neven en nichten. Ook enkele hoge verte­genwoordigers van de orde, onder wie de generale abt Eamon Fitzgerald en dom André Barbeau, de pater immediatus van het klooster van Onze-Lieve-Vrouw van de Atlas, tekenden present.

De dag begon met een eucharistieviering in de kapel van Tibhirine, op de plek waar enkele generaties monniken gedurende vijftig jaar gebeden en gevierd hebben. In de namiddag genoten we van een erg interessante uitwis­seling, waarvoor mgr. Henri Teissier, bisschop-emeritus van Algiers, de aanzet gaf. De oud-bisschop deed de situatie van de Kerk in Algerije uit de doeken - een situatie die de broeders van Tibhirine maar al te goed kenden en waar­voor ze zich met hart en ziel inzetten. Deze Kerk telt nauwelijks enkele hon­derden christenen van lokale origine, maar voelt zich wel verantwoordelijk voor en solidair met de 45 miljoen Algerijnen, bijna allen moslims.

Het programma van die dag eindigde met een couscousmaaltijd met de inwoners van het dorp. Bij de gemoedelijke tafelgesprekken bleek nogmaals hoe de berbers van de Maghrebijnse hoogvlakte de herinnering koesteren aan monniken met wie ze in vriendschap en wederzijds respect samenleefden. Die indruk van een complete harmonie staat in schril contrast met uitspraken over moslims uit monden die maar blijven herhalen dat er 'geen gematigde of ver­draagzame islamieten bestaan'. Ik was blij om Mohammed terug te zien, de sympathieke bewaker van het klooster in de tijd dat de monniken er nog woonden, en ook enkele andere buren die ik in 1996 had leren kennen.

De volgende dag werd de jaarlijkse diocesane bedevaart gehouden. Een bus uit Algiers kwam ons ophalen en reed vervolgens naar de hoofdstad, opzichtig geëscorteerd door politiecombi's die zich met loeiende sirenes een weg baan­den door het drukke verkeer. Op zondagnamiddag werd het hele gebeuren afgesloten met een eucharistieviering in de basiliek van Onze-Lieve-Vrouw van Afrika in Algiers, samen met de familieleden en de anderen die naar Tibhirine gekomen waren voor de herdenking van de monniken.

Op de kloostersite van Tibhirine zelf wonen nu twee vrijwilligers: Jean-Marie Lassausse, priester van de Mission de France, en Frédéric de Thysebaert, lid van de fraterniteit van de Laïcs Cisterciens van de abdij van Scourmont. Ze staan in voor het onderhoud van de gebouwen en voor het onthaal van pelgrims. Nog elke dag komen Algerijnen, meestal moslims, naar de plek om er te bidden op de graven van de monniken. De boodschap die de monniken hebben nagelaten door hun leven van gebed midden het Algerijnse volk en de Kerk in Algerije, is springlevend. Dit rechtvaardigt trouwens voor een groot stuk het proces tot zaligverklaring dat aan de gang is. Het gaat om één gemeenschappelijk proces voor alle religieuzen en priesters die tijdens diezelfde periode van geweld gedood werden, onder wie ook mgr. Pierre Claverie, toenmalig bisschop van Oran.

De geestelijke boodschap van de monniken van Tibhirine is, alles bij elkaar genomen, vrij eenvoudig. Wat hierin vooropstaat is enerzijds het beklijvende getuigenis over de waarde van een sober en eenvoudig monastiek leven, authentiek en toch volledig aangepast aan de specifieke socio-religieuze context. Anderzijds springt de diepe vreugde om een gedeeld leven in samen­horigheid met de lokale bevolking in het oog. Het diep gewortelde humanisme van de broeders uitte zich in nederige dienstbaarheid jegens de buren, de dorpsbewoners en al wie aanklopte bij het klooster. Dat was de ware inter­religieuze dialoog die al enkele decennia bestond, nog voor die andere dialoog, die het eerder moet hebben van intellectuele en spirituele uitwisselingssessies, overal tot ontwikkeling kwam.

Tijdens de herdenkingsdagen in Algerije, kwamen ook de boeken ter sprake die in de afgelopen jaren het leven en de boodschap van de broeders van Tibhirine belichtten. Sommige daarvan focussen op de inzichten en de geschriften van de broeders Christian en Christophe. Onlangs verscheen een nieuw boek bij Bayard: Tibhirine. L'héritage (Tibhirine. De erfenis). Het gaat om de bundeling van een tiental getuigenissen, met een bijzonder voorwoord van drie bladzijden, geschreven door niemand minder dan paus Franciscus. Dat zou het proces van de zaligverklaring vooruit moeten helpen!

Het boek Tibhirine. L'héritage werpt geen nieuw licht op de boodschap van de monniken van Tibhirine - de meeste bijdragen zijn van de hand van mensen die de broeders zelfs niet bij leven gekend hebben of nooit in het klooster van Tibhirine op bezoek waren toen de broeders er nog leefden. En toch zijn de getuigenissen - een betere term voor die bijdragen is er niet! - zeer lezens­waard. De auteurs schrijven over de impact die de gemeenschap van Tibhirine of een bepaalde monnik op hen hadden.

In sommige passages van het boek trilt wat ergernis mee over het lopende gerechtelijk onderzoek naar de omstandigheden van de ontvoering en de dood van de broeders. Dat is bijvoorbeeld het geval in het getuigenis van Jean-Paul Vesco, de huidige bisschop van Oran, die enkele jaren na de tragische gebeur­tenissen in Algerije aankwam. Vesco erkent dat de opgraving van de stoffelijke resten van de monniken - met het oog op een autopsie die het gerechtelijk onderzoek ten goede zou komen - met de grootst mogelijke waardigheid gebeurde, maar schrijft toch: "Ik kon me niet verzoenen met de idee van een geschonden kloosterkerkhof." Hij vergeet dat een dergelijke 'operatie' sowieso had moeten plaatsvinden: de vorderingen in de zaak van de zaligverklaring vragen er gewoon om. (Gezien het stadium waarin die zaak toen al verkeerde, was er zelfs geen kerkrechtelijk bezwaar om twee vliegen in één klap te slaan tijdens de opgraving: informatie inwinnen voor de rechtszaak en het dossier aanvullen dat tot een zaligspreking moet leiden.)

Gelukkig hebben de uitgevers van het boek ook aan onderzoeksrechter Marc Trévidic om een getuigenis gevraagd. Die laatste maakt een duidelijk onderscheid tussen twee zaken die elk op zich de grootste aandacht verdienen: de spirituele en maatschappelijke boodschap van de monniken levend houden én de waarheid vinden over de omstandigheden van hun dood. Ik herinner me nog goed wat de journaliste Florence Aubenas me voor de voeten wierp toen ik haar een interview over het achterhalen van de waarheid had geweigerd: "Uw medebroeders leefden zozeer in de waarheid dat ze recht hebben op de waarheid over hun dood." Ze had gelijk.

Sommigen betreuren de rechtszaak die opgestart werd na de klacht tegen onbekenden door mij en de familie van een monnik (later sloten nog anderen zich aan, zie kadertekst). Toch zijn ze unaniem in de lof voor Xavier Beauvois' film Des homines et des dieux (2010). Ze lijken te vergeten dat die film er nooit gekomen zou zijn als er geen media-aandacht voor Tibhirine was. Die media­aandacht vloeide juist voort uit de klacht en de daaruit volgende rechtszaak. En zonder de film was de boodschap van de monniken van Tibhirine onge­twijfeld beperkt gebleven tot katholieke middens in Frankrijk en Algerije, en de kloosters van onze orde.

Wat de toekomst ook moge brengen voor de site van Tibhirine, en wat het gerechtelijk onderzoek ook moge opleveren, de boodschap die het leven van onze medebroeders van Tibhirine naliet, zal nog lang haar weldadige invloed uitoefenen op Kerk en maatschappij. Aan die boodschap is meer dan ooit nood in deze dagen waarin de toevloed van duizenden migranten in Europa en de aanslagen in Parijs en Brussel zowat overal reflexen van angst, onbegrip en uitsluiting (discriminatie en stigmatisering) hebben opgeroepen.

 

Armand Veilleux

 

 


 

www.scourmont.be